Als Matthijsjes vader sterft, wordt hij als kleine jongen plots koning. De ministers hebben hun bedenkingen, maar besluiten dat de situatie voor hen alleen maar positief kan zijn, aangezien zij hun macht meer kunnen doen gelden.
Matthijsje zelf heeft het moeilijk met alle regels die hij moet volgen als koning. Hij zou liever gewoon buiten spelen met de andere kinderen, zoals Freek, een grotere jongen waar hij naar opkijkt. Hij besluit dan ook om stiekem met Freek kennis te gaan maken.
De buitenlandse koningen zien ook hun voordeel in de kleine onervaren koning, ze vallen prompt het land aan. De ministers slaan in paniek, maar onder invloed van Freek neemt Matthijsje de uitdaging van zijn aanvallers vol vertrouwen aan.
Matthijsje wil zelf ook meevechten in de oorlog, en tegen Freeks advies in gaat hij mee naar het front, uiteraard zonder dat de ministers dat weten. De soldaten zien in de kleine jongen, die zich nu Tommie laat noemen, een goede spion. Niemand zal zo'n jongetje wantrouwen. En zo wordt "Tommie" zelfs een oorlogsheld.
De ministers proberen Matthijsjes verdwijning geheim te houden en laten een pop, een namaak-Matthijsje, in een koets door de straten rijden. Helaas merkt het volk en de pers dat er iets mis is. Het volk is ontmoedigd. De ministers zijn dan ook heel opgelucht als de echte Matthijsje weer opduikt. Het volk krijgt weer moed en ze winnen de oorlog.
Ondanks de vrede heerst er weer ellende in het land. Matthijsje is namelijk vergeten om een schadevergoeding te vragen aan de overwonnen koningen. Daarop besluit Matthijsje om zich te concentreren op de kinderen van zijn land.
Koning Matthijsje gaat ook op bezoek bij de drie overwonnen koningen: de Oude Koning, de Arme Koning en de Droevige Koning. De Droevige Koning legt Matthijsje uit, dat het niet zo eenvoudig is om koning te zijn, en dat je soms beslissingen moet nemen die je niet wil nemen. Hij moedigt Matthijsje aan om zijn ideeën voor de kinderen van zijn volk uit te werken.
Dan wordt Matthijsje uitgenodigd bij een vierde koning, Boem-Droem, koning van de menseneters. Hij maakt er kennis met een heel andere cultuur en heel andere gewoonten. Boem-Droem vindt Matthijsje zo sympathiek, dat hij hem geld geeft, en wilde dieren voor een dierentuin voor de kinderen.
Koning Matthijsje opent het eerste kinderparlement, dat hij gesticht heeft met het geld van Boem-Droem. Freek wordt de eerste kinderminister.
De drie koningen van de buurlanden zijn jaloers op het geld dat Matthijsje gekregen heeft. Ze zijn ook bang dat hun eigen volk evenveel inspraak zal willen als Matthijsjes volk en dat er een opstand zal komen in hun land. Ze besluiten zich klaar te maken voor een nieuwe oorlog.
Ondertussen loopt het in het kinderparlement ook niet van een leien dakje. De kinderen vragen onmogelijke dingen. Ze vinden Matthijsjes hervormingen niet goed genoeg. Freek krijgt last van hoogheidswaanzin. Onder druk van de journaliste geeft Matthijsje toe aan een eis van het kinderparlement: de grote mensen gaan terug naar school en de kinderen werken. Het duurt niet lang voor het hele land in een grote chaos verkeert. De ministers proberen de toestand te verbergen, zodat Matthijsje niet eens beseft, hoe de mensen hem haten. De journaliste blijkt een spion te zijn, en ook Freek verraadt Matthijsje. De buitenlandse koningen maken gebruik van de chaos en nog voor Matthijsje de kinderen weer naar school kan sturen en de volwassenen naar hun werk, zijn zijn drie oude vijanden het land alweer binnengevallen.
Matthijsje, Freek en Kli-Kli, de dochter van koning Boem-Droem, moeten vluchten. Ondanks slimme listen en moedig verzet worden de drie echter snel krijgsgevangen genomen. Matthijsje wordt naar een onbewoond eiland gestuurd.
Maar zelfs dan blijft Matthijsje hopen en dromen dat hij ooit de wereld kan verbeteren.